Patatje oorlog
“Op het plein waar ik dagelijks vanuit mijn woonkamer op uitkijk, zit vaak een dakloze man. Het is een rustige, vriendelijke man die zijn eigen vaste plekje op een bankje heeft en daar regelmatig zit en rondkijkt. Zo ook vandaag. Ik zit weer voor het raam met mijn kopje koffie en staar wat naar het plein. De dakloze man zit ook weer op zijn bankje aan de andere kant van de straat. Ook hij staart wat voor zich uit. Dan ineens rijdt een auto langs hem en mindert vaart. Het raam gaat open en er wordt geroepen: “Héé, heb je honger?!” Vervolgens wordt een bakje patat naar de man gegooid. Het bakje raakt zijn gezicht en de patatjes vallen op het bankje en de grond. Zijn broek besmeurd met mayonaise. Vanuit de auto hoor ik een vrolijke beat en hard gelach voor het raampje wordt dichtgedraaid en de auto doorrijdt.
Kwaad en om zich heen roepend, eet de man de patatjes van de grond. Hij voelt zich vernederd. Gekwetst. Gekleineerd. Hij roept dat hij dit niet verdient, dat hij niemand kwaad doet. De man is overstuur en moeilijk te kalmeren.
Voor de andere mensen op het plein was de pijn van deze man en de heftigheid van deze situatie voelbaar. Het kopje koffie in de zon had nog nooit zo’n nare bijsmaak als vandaag.”
Dimitri
“Ik ben Dimitri en ik kom uit Krakau. Daar ben ik opgegroeid. Mijn vader kwam op jonge leeftijd om het leven tijdens een ongeluk op zijn werk. Hij was pas 44 jaar. Mijn moeder werkte in een bakkerij. Er waren dan ook altijd lekkere warme broodjes in huis. En taart. Zij is inmiddels ook overleden en verder heb ik geen familie meer. Wat ik het meeste mis is het Poolse eten, vooral pierogi. Het is tortellini, met vlees, soms met aardappel. Het werd vroeger vaak bij ons thuis gemaakt. Ik heb vijf jaar aan de technische universiteit in Rusland gestudeerd en vier en een half jaar aan de economische faculteit in Polen. Vroeger had ik een marine-bedrijf in Odessa in Oekraïne. Ik werkte in energie- en bouwprojecten en metaalconstructie. Toen brak oorlog uit en veel mensen gingen dood. Het was een hele moeilijke tijd. Banken sloten. Mijn geld, veel geld, was ineens allemaal weg. Ik had geen woning, niks meer. Ik woon nu anderhalf jaar in Nederland en ik slaap samen met een collega buiten in een tent. Samen is vrolijk. Volgende week ben ik jarig, dan word ik 48 jaar.
Ik verkoop straatnieuws bij de Albert Heijn. Soms zijn mensen aardig, maar niet iedereen. Mensen kijken boos en zeggen dat ik moet gaan werken. Maar ik wil ook graag werken. Met het geld dat ik verdien met de straatkrant betaal ik mijn opleiding, treinkaart, eten en boeken. Ik wil als lasser aan het werk in een scheepsbedrijf in Rotterdam. Lassers zijn altijd nodig in een land als Nederland, maar ik heb daarvoor wel een Nederlands diploma nodig. Na een dag straatnieuws verkopen, lees ik boeken over techniek in mijn tent en leer ik de Nederlandse taal. Mijn grootste droom is een baan en een huis. Het liefst met een gezin, ik wil graag trouwen en kinderen krijgen. Ik wil niet alleen blijven.”
Bron: ‘In de stoel van Tom’ ©Wieke Kapteijns
Amine
Foto: Rinie Boon
Ik ben Amine, ik ben 19 jaar en ik kom uit Dordrecht. Ik ben sinds een tijdje dakloos. Het was niet fijn bij ons thuis. Mijn vader en moeder sloegen me vaak. Ik mocht geen vrienden mee naar huis nemen en kreeg over alles ruzie met mijn vader. Op een dag kwam ik thuis en stonden mijn spullen in vuilniszakken voor de deur. Ik heb de rest gepakt, ben met vrienden weggegaan en heb sindsdien geen contact met mijn ouders gehad. Ik heb daar niets meer te zoeken.
Ik ben de hele dag bezig om een slaapplek te zoeken. Ik slaap liever niet buiten. Het is ‘s nachts niet veilig op straat. Dan zie je heel andere mensen dan overdag. De sfeer is vaak grimmig. Mensen kijken je vreemd aan en je moet op alles letten. Meestal loop ik net zo lang tot ik zo moe ben dat ik ergens ga zitten en wegdommel. Als ik toch buiten slaap, knoop ik mijn veters om mijn enkels, anders worden mijn schoenen gestolen. Echt slapen doe ik dan eigenlijk niet, want ik moet waakzaam blijven. Het is niet veilig.
Ik ben een keer beroofd in de binnenstad. Die gast wilde mijn geld, maar ik trok het zakmes dat ik toen ter bescherming bij me droeg. Toen trok hij zijn pistool. Ik heb alles uit mijn handen en zakken op de grond gegooid en ben weggerend.
Ik zwerf door de stad tot het licht wordt en er ergens iets opengaat. Bijvoorbeeld de bieb, waar het warm is en ze wifi hebben. Of de stationshal, waar ik schuil op een bankje als het regent.
Als ik ooit een woning heb, wil ik heel graag terug naar school. Uiteindelijk wil ik rechten gaan studeren.
Bron: André Oerlemans AD
R.I.P.
Op donderdag 7 januari 2021 werd een dode man gevonden in een mobiel toilet aan de Hilversumse Schapenstraat. Het was een dakloze op zoek naar een beschutte slaapplek. Het lichaam van de overleden man werd gevonden toen bewoners aan de bel trokken vanwege de stank. Een bekende van de overleden man vertelt: “Hoewel hij dakloos was, werkte hij gewoon. Kun je nagaan: op straat slapen en dan overdag gewoon door naar je werk. Vrienden van hem maakten zich al een paar dagen zorgen en zochten hem. Je hart breekt als je dat hoort. Het was een jongen die tot een paar jaar geleden een gewoon leven had en werkte. Hij had een eigen woning en was op een bepaald moment ook getrouwd. Ergens onderweg is helaas de alcohol een te grote rol in zijn leven gaan spelen. Het was echt een vriendelijke jongen met een goed hart. Hij had gevoel voor humor, maar je kon ook een goed gesprek met hem voeren. Hij had een duidelijke mening en visie over bepaalde zaken. Vorig jaar vertelde hij dat hij door de coronaregels nergens terecht kon om bijvoorbeeld heel simpel zijn mobiele telefoon op te laden. Hij moest bereikbaar zijn voor zijn werk of het uitzendbureau, maar zijn telefoon was leeg doordat alles dicht was kon hij nergens stroom halen. Ik besloot daarom een bankje in mijn tuin neer te zetten en een verlengsnoer uit te rollen. Het zijn soms hele kleine problemen waar daklozen tegenaan lopen, waar wij absoluut geen weet van hebben. En dat terwijl de oplossing zo simpel kan zijn.”
Bron: NH Nieuws
Moederziel alleen
Op een dag worden twee leerling-agenten op straat aangeklampt door een dakloze man. Hij is zijn tas kwijt. Hij zegt: ‘Mijn moeder zit in die tas.’ Hij is radeloos. De leerling-agenten begrijpen hem niet en weten zich verder geen raad met zijn verhaal.
Tegelijkertijd komen drie bouwvakkers het politiebureau binnen met een tas die ze hebben gevonden. Er zit een urn in.
Later die dag melden de twee leerling-agenten de ontmoeting op het bureau. Daar valt het kwartje. De dakloze man wordt meteen gezocht én gevonden en wordt herenigd met zijn moeder.
Bron: RTL Nieuws
Dakloze clown
Ik ben Hans en ik kom uit Groningen. Vroeger was ik docent Drama, maar het leven is anders gelopen. Ik slaap nu in een tentje verborgen tussen de bosjes. Niemand ziet het, zelfs niet van een meter afstand. Ik heb het wel gemeld bij de wijkagent. Zolang hij geen klachten krijgt, mag ik daar blijven staan. Ik heb veel meegemaakt, maar het theater zit nog steeds in mijn bloed. Als clown ‘Dimitri’ sta ik elke ochtend voor de bibliotheek. Soms stoppen mensen mij wat geld toe. Soms kijken ze mij niet eens aan. De hele dag als clown op straat staan levert mij veel inspiratie op. Ik besloot het allemaal op te schrijven en kwam tot de ontdekking dat ik één uur en tien minuten aan materiaal had. Tel daar twintig minuten pauze bij op en je hebt een show van anderhalf uur.
Maar omdat iedereen herkenbaar moet zijn, mag ik mijn gezicht niet meer schminken van de politie. Ik neem liever geen risico. Maar zonder schmink ben je geen clown. Dan ben je gewoon een man in een raar pak.
Alle verhalen volgen? Ga naar:
www.instagram.com/powerofarthouse